• ISO 14122-3 trappen update 2016

    ISO 14122-3 trappen update 2016

    De internationale standaard ISO 14122-3 specifieert de minimale voorwaarden voor niet aangedreven trappen, trapladders en trapleuningen als onderdeel van een stationaire machine. Dit gedeelte is ook van toepassing op gelijkaardige toegangsmiddelen wanneer deze onderdeel uitmaken van het gebouw of de civiele constructie, waarin de machine is geïnstalleerd, op voorwaarde dat hun voornaamste functie het verlenen van toegang tot de machine is. Deze internationale standaard werd in 2016 gepubliceerd als tweede uitgave van ISO 14122-3:2001, en werd daarop integraal geadopteerd als Europese (EN) en Belgische norm (NBN). Omdat deze norm bestaat uit vier verschillende delen, kan overeenstemming met de EVGE van de machinerichtlijn enkel bekomen worden mits naleven van het algemene Part 1 en een specifieke Part 2, 3 of 4.

    Hieronder volgen de voornaamste wijzigingen met ISO 14122-3:2001:
    - 3.2.6: Uitbreiding van de scope met de 'mezzanine gate'. Deze wordt gedefinieerd als: ‘Een poort ontworpen voor het laden en lossen van goederen naar en van een mezzanine, waarbij de poort zelf een permanente collectieve valbescherming biedt voor personen.’ Ondanks diens benaming doet deze poort dus hoofdzakelijk dienst als vangrail/leuning.
    - 5: De specifieke ontwerpvoorwaarden voor trappen worden op volgende punten verduidelijkt:
    o De 'going' moet tussen 210 mm en 310 mm liggen.
    o De 'clear width' van een trap mag gereduceerd worden van 800 mm naar 600 mm, vanwege occasioneel gebruikt (minder dan 30 dagen/jaar en minder dan 2 uur/dag) of vanwege omgevingsinvloeden of het ontwerp van de machine (Leidingwerk, kabelgoten, elementen van de constructie van de machine).
    o De 'clear width' van een trap mag nog verder gereduceerd worden tot 500 mm, op voorwaarde dat het een enkele trap betreft die een maximaal hoogteverschil van 1500 mm overbrugt.
    - 6: Ook voor trapladders werden de specifieke ontwerpvoorwaarden enigszins aangepast:
    o De maximale waarde van de 'rise' is afhankelijk van de hellingsgraad van de trap en bedraagt respectievelijk 200 mm (45° < α < 60°) en 300 mm (60° < α < 75°).
    o De 'overlap' van de treden moet ≥ 0mm.
    - 7: De specifieke ontwerpvoorwaarden voor leuningen werden ook licht gewijzigd:
    o Bepalingen voor afgeronde leuningsegmenten werd toegevoegd. Deze segmenten verminderen knel- en snijgevaren verbonden aan opeenvolgende leuningen vanuit inherent veilig ontwerp (afgeronde leuning).
    - 7.2: Ook voor leuningen van trappen en trapladders werden de specifieke afstanden voor het ontwerp hier en daar gewijzigd.
    - 7.4.1: Deze paragraaf werd toegevoegd in de nieuwe versie van de norm en behandelt de specifieke ontwerpvoorwaarden bij zelfsluitende toegangspoorten (als onderdeel van leuningen).
    - 7.4.2: Deze paragraaf werd eveneens geïntroduceerd in de huidige versie van de norm en behandeld de ontwerpvoorwaarden voor mezzanine poorten. Hierbij ligt de nadruk op het afschermen van het valgevaar voor personen bij het verplaatsen van een lading op de mezzanine.
    - 8.3: Er werd nu ook een testprotocol toegevoegd voor het testen van trappen en trapladders op hun overeenstemming met de betreffende bepaling uit de huidige versie van de norm.
    - Hoofdstukken 9 en 10 uit de eerste versie van de norm werden verwijderd en opgenomen als onderdeel van ISO 14122-1.